Tweeënvijftig jaar nadat de eerste stoomfluiten van de locomotieven «La Flèche», « Stephenson» en de «L’Eléphant» waren uitgestorven, kwam men tot de vaststelling dat het groot spoor niet overal kon aangelegd worden.

Tal van gemeenten bleven daardoor verstoken van een spoorwegverbinding.

Het grote net moest derhalve met locale spoorwegen worden uitgebreid om de plaatselijke economische behoefte te ontwikkelen.

De Stad Mechelen heeft aan die buurtspoorwegen haar economische groei te danken, zoveel dat tussen de Stad Mechelen en Aarschot een twist was ontstaan om de tram naar zich toe te halen.

Nu zou het Stadsbestuur samen met de middenstand het openbaar vervoer blijkbaar uit de stad weg willen. Wie begrijpt het?

De samenwerking tussen de gemeenten, provincies en de Staat leidde op 28 mei 1884 tot de oprichting van de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen. Op 5 juli 1885 was het voor de jonge Maatschappij een heuglijke dag, het allereerste baanvak Oostende-Middelkerke.

Mechelen kwam twee jaar later aan de beurt om een buurtspoorweglijn te mogen bezitten. Eer het zo ver was werd in 1885 voor de studie van de lijn naar Heist-op-den-Berg een commissie opgericht. Op 27 juni 1887 was het feest tussen Mechelen en Heist-op-den-Berg, bij de opening van de eerste locale spoorweg.

In het jaar 1890 kwam er een tweede lijn tot stand, Rumst-Mechelen, die zijn terminus had voor de Katelijnebrug in de huidige M. Sabbestraat, de toenmalige Antwerpsesteen-weg.